Door het verdwijnen van veel boerderijen in o.a. de Achterhoek, gaat een historische traditie verloren. Dit culturele erfgoed probeer ik te behoeden voor vergetelheid.
Dit doe ik met respect voor het bijzondere weefsel door plooien, stikken, scheuren en spannen, zonder het linnen te combineren met andere materialen. Soms voeg ik kleur toe. Waar mogelijk laat ik de rood geborduurde monogrammen zien, als knipoog naar het verleden. Het zwarte monogram werd gebruikt bij doodshemden, die ook van dit linnen werden gemaakt; helaas heb ik er nooit een op de kop kunnen tikken...
In de 19e eeuw, maar ook daarvóór waren er boeren die vlas verbouwden voor eigen gebruik. Vlas is een éénjarige, ijle plant met helder lichtgroen langwerpig blad en kleine blauwe of witte bloempjes. De lengte van de stengel is 75 tot 100 cm; hieruit werd de vlasvezel gewonnen. Na het oogsten, roten, braken, zwingelen en hekelen werd er gesponnen. Dit gebeurde vanaf een vlasrokken, een stok waar de vezels omheen werden gewikkeld om regelmatig spinnen te vergemakkelijken. Als draad spreken we over linnen terwijl in België zowel bij vlas als bij linnen het woord vlaslinnen in zwang is.
Daarna werd de wever gevraagd om het kostbare linnen op de boerderij tot een stof te komen weven. Het handgetouw had een weefbreedte van 70 cm. Een enkele keer was het weefgetouw 2 x zo breed en kwamen er 2 wevers die bij iedere inslag de spoel aan elkaar doorgaven.
Met name het roten, een soort rottingsproces waarbij de bossen vlas in de sloot werden gelegd om de vezel in de stengel los te weken, verspreidde een onaangename geur waar de vlasdorpen dan ook om bekend stonden.
Braken is het proces waarbij de stengels werden gebroken. Bij zwingelen werden de houtige delen verwijderd en hekelen zorgde voor het richten en glanzend maken van de vezel.
De stof werd in stukken van 10 of 20 meter lengte geknipt, overlangs dubbelgevouwen en tot rollen gevormd. Dit was een kunst op zich, die in Twente nog wordt beoefend. Deze linnen rollen werden opgetast in het kabinet en waren de bruidsschat, die van geslacht op geslacht werd doorgegeven; erfgoed dus.
Het linnen werd voornamelijk gebruikt voor beddengoed. Twee banen van 2.50 meter werden met een overhandse steek strak aan elkaar genaaid (stotend), zodat een laken 140 cm breed was. Uit een rol van 10 m werden dus 2 lakens gemaakt.
Als er in het midden slijtplekken ontstonden, werd de middennaad losgetarnd en werden de zijkanten met elkaar verbonden, zodat nu de dunne plekken aan de buitenkant zaten.
Was het tijd voor nieuwe lakens omdat ze tot op de draad versleten waren, dan riep de boerin het personeel mee naar boven. Nadat zij de sleutel in het slot van de linnenkast stak en de deuren opende, deelde zij de lakens uit...waar iedereen stil van werd. Wie de lakens uitdeelde had het gezag over de linnenkast en daarmee over de gehele huishouding.
Ik kreeg vele rollen linnen en lakens met slopen van mijn schoonmoeder. Tot 1975 woonde zij op de boerderij “De Lüthe” in Barlo, een buurtschap bij Aalten in de Achterhoek.
Els Lemkes
februari 2018